Beeldbank
Menu: Beeldbank
Aantal gevonden foto's : 36 (van: 9359) | ||
https://www.blauwsjuut.nl/nieuwsbericht-2/ Medailles/ordes ope een rij Voorlopers van de Blauw Sjuut Of de naam 'carnaval' al of niet stamt van de scheepswagen 'carris navalis' laten wij hier graag buiten beschouwing. Feit is echter dat reeds in het Babylonië van 2600 vóór Christus een wagenschip door de straten trok bij gelegenheid van festiviteiten, die te vergelijken zijn met ons nieuwjaarsfeest. Op deze wagen troonde een persoon van 'lage kaste', veelal een slaaf, die één dag lang als koning werd vereerd en aan wie de aan een vorst verschuldigde eerbied werd bewezen. De slaaf werd op die wijze gelijk aan zijn meester, de slavin gelijk aan haar meesteres. Deze omkering van de maatschappelijke orde is in feite de wezenlijke kern van de carnavalsviering en die vinden wij er tot op heden nog in terug; bijvoorbeeld in de overdracht van de stadssleutel door de burgemeester aan de Prins der Zotten, Prins Carnaval. Ook de hedendaagse Blauw Sjuut maakt geen inbreuk op de traditie van die 'omkering'. Wie zich verdiept in het wel en wee van vervlogen eeuwen ontdekt herhaaldelijk scheepswagens, die naar aanleiding van vreugdevolle aanleidingen over land werden voortgetrokken. De Grieken en Romeinen deden dit tijdens hun Dionysiusfeesten. Ook onze Germaanse voorouders was het narrenschip niet vreemd. In Zweden zijn rotstekeningen gevonden uit het bronzen tijdperk, die een zonneschip uitbeelden en Tacitus maakt melding van de zeewagen van de Germaanse vruchtbaarheidsgodin Nertus. De naam 'Blaue Scute" komen wij voor het eerst tegen in een gedicht van Jacob van Oestvoerne (ook wel Oestvoren) in 1413. Hij verhaalt hierin van een gilde, bestaande uit vertegenwoordigers van alle lagen der burgerij, die allen een grote ondeugd, gebrek of tekortkomingen krijgen toegemeten. Samen zullen zij een gilde vormen dat een goed heenkomen zoekt op de blauwe schuit. Voor het merendeel bestond dat gilde uit verlopen adel, verwende rijkeluiszoontjes, vraatzuchtige monniken, geile nonnen, domme kooplieden en gesjeesde studenten. Gebreken dus, die in termen van dwaasheid nog te bezweren leken en die uitzicht boden op herstel. Derhalve waren van het gilde uitgesloten moordenaars, zeerovers, brandstichters, hoeren en hoogverraders. De scheepsallegorie was zeer populair in de middeleeuwen. Vooral in de satire. Hoogstwaarschijnlijk komt daar de toevoeging 'blauwe' vandaan. Men hekelde immers in de spotgedichten ook de kerkelijke overheid en aangezien blauw als sacrale kleur werd beschouwd, gaf men de schuit dit 'blauwe' mee. Dit soort schuit-gilden manifesteerde zich in tal van plaatsen gedurende de middeleeuwen. Zo bericht Van Oestvoerne dat zulk een gilde al lang vóór 1413 in Antwerpen heeft bestaan, terwijl naderhand ook 's Hertogenbosch, Utrecht, Nijmegen en Breda dergelijke gilden herbergden. Gememoreerd dient te worden, dat een van de eerste echte bestsellers van de boekdrukkunst 'Das Narrenschiff' van Sebastian Brant (1458-1521) is geweest en dat Jeroen Bosch (die eigenlijk Hiëronymus van Aecken heette) - waarschijnlijk tussen 1490 en 1500 - 'De Blauwe Schuyte' schilderde, een kunstwerk dat sinds 1918 in het Louvre in Parijs bewonderd kan worden.
De Sjuut van 1133 Het tegenwoordige 'Gilde Blauw Sjuut' in Heerlen houdt echter 1133 aan als geboortejaar van zijn schuit. Het baseert zich daarbij op de scheepswagen, die in 1133 door een boer uit Kornelimünster (bij Aken) werd gebouwd, een constructie die werd voortgetrokken van Aken via Maastricht, Tongeren en St.-Truiden naar het momenteel Belgisch-Brabantse plaatsje Zoutleeuw. Het is echter meer dan waarschijnlijk dat die schuit niet 'Blaue Scute' heeft geheten. Bovendien verschilde ze op een wezenlijk punt van de imaginaire schuiten uit de hekeldichten van de middeleeuwse steden. Dit verschil bestond daarin, dat de schuit uit Kornelimünster van plaats naar plaats 'voer' en dus niet, zoals andere schuiten, binnen de stadsgrenzen bleef. En dat is nu iets, wat de Blauw Sjuut van de Winkbülle vanaf het prille begin ook heeft gedaan; varen van plaats naar plaats, zelfs van land naar land. De geschiedenis van dit schip op wielen is uitvoerig opgetekend in de kroniek van de abdij van St.-Truiden, in de zogenaamde 'Gesta Abbatum Trudonensis', waarvan in 1986 een vertaling in de serie 'Maaslandse Monografieën' bij Van Gorcum verscheen. Het origineel bevindt zich in de Rijksbibliotheek van Brussel, het stadsarchief van Maastricht heeft er een afschrift van. Tijdens de tocht van 1987 heeft de gemeente Maastricht aan het Heerlense Gilde hiervan een kopie geschonken. Zoals gezegd, vermeldt dit relaas over het wagenschip van Kornelimünster dat in 1133 een boer uit Inda - zoals Kornelimünster in die tijd heette - in een bos nabij zijn woonplaats een schip op wielen timmerde. Deze boer, die in zijn omgeving veel last had van de 'betere stand' van die tijd - het toen gehate weversgilde - kreeg toestemming van de rechterlijke macht zich, gezeten op zijn schuit, door dat weversgilde te laten voortzeulen. En zo trok er een wat vreemde stoet van Inda naar Aken en van daar naar Maastricht. De Maastrichtenaren meenden het vaartuig te moeten verfraaien en hesen er een vlag op. Aldus getooid, ging de scheepswagen vervolgens naar Tongeren en vandaar naar St.-Truiden. De abt van die laatste stad, Rodolphus, een toch al door jicht geplaagd man, was in het geheel niet opgetogen over het verschijnen van de schuit. Hij zag in het blauw geverfde schip een werkplaats van boze geesten, gebouwd met heidense toewijding. Puur duivelswerk dus en de abt noemt het ook zo: 'diabolicam technam'. Even bezorgd was Rodolphus over het feit dat de in zijn ogen twijfelachtige roep van de scheepswagen zich uiterst snel over het land verspreidde. Overal langs de 'scheepsroute' ontstonden woeste feesten met uitspattingen van een hevigheid, die zelfs de toch heus niet zachtzinnige middeleeuwer de haren te berge deed rijzen. Opgemerkt zij wel, dat het niet de opvarenden waren, die deze orgiën opvoerden, maar de plaatselijke bevolking, die zich verzamelde in het kielzog van de schuit. Om zijn stad nu tegen dit 'duivelse ding' te beschermen, riep de abt de hulp in van de heer van Leuven en deze zond zijn leger uit om het schip te 'kelderen'. Maar hij had buiten de bevolking van St.-Truiden gerekend; die amuseerde zich namelijk kostelijk en wilde dat ook zo houden. Evenmin zag ene graaf Giselbert het goede in van de bedoelingen van de heer van Leuven en dat terwijl hij, als graaf van Duras, toch gehoorzaamheid verschuldigd was aan de Leuvense heerser. Dus zond Giselbert op zijn beurt soldaten uit om schuit en bevolking bij te staan. Echter voordat beider legers veel onheil hadden kunnen aanrichten, daagde vanuit Metz Adalbero, oom van de zonen van de heer van Leuven, op. Deze Adalbero, tevens broer van de graven van Duras, dirigeerde beide kemphanen richting onderhandelingstafel om daar de twist te beslechten. Maar dit 'vredesgesprek' nam geruime tijd in beslag, de lanterfantende legers werden een prooi der verveling en dus sloegen ze als tijdverdrijf aan het plunderen en brandstichten. Ten gevolge daarvan ging ook de abdij van Rodolphus grotendeels in vlammen op. Hoe het bij dit alles de scheepswagen van Inda verging, vermeldt de kroniek helaas niet...
Wapenspreuk Ad Narragoniam, hetgeen zoveel wil zeggen als 'op naar narrenland' is de wapenspreuk van het Gilde. De broederschap interpreteert een en ander als volgt: het is doel en plicht uit te varen, grenzen te slechten en er middels 'sjpass', humor en satire toe bij te dragen, dat de mensen nader tot elkaar komen. Bij het bezoek van de Sjuut zijn de eigenlijke 'drei dol daag' niet ver meer, en daardoor is men het Gilde ook 'heraut van de vasteloavend' gaan noemen. Als 'huismerk' voert het Gilde de schuit van de titelpagina van het boek van Johan Geiler von Kaiserberg uit 1510. Over het fenomeen 'sjuut en narrenschip' zijn door de eeuwen heen tientallen boeken geschreven. Uitvoerige informatie wordt gevonden in onder meer 'Das Narrenschiff' van Sebastian Brant, 'Het Gilde van de Blauwe Schuit' van professor dr. Herman Pley en in de kroniek van de abdij van St.-Truiden.
De Blauw Sjuut der Winkbülle De Blauw Sjuut van Heerlen verenigt alle wezenlijke kenmerken van de Inda-scheepswagen in zich en dan vooral het trekken met een wagenschip van plaats tot plaats, waarbij overal bij aankomst feest wordt gevierd. De omkering van de maatschappelijke orde wordt gesymboliseerd door het feit, dat de Blauw Sjuut in principe die plaatsen aandoet, waarvan bestuurderen bereid zijn de ontvangst ten stadhuize te laten plaatsvinden. De middeleeuwse satire van het 'Gilde van de Blaue Scute' wordt ook thans nog in ere gehouden. De uitvoering daarvan berust - zoals reeds eerder aangeduid - bij de woordvoerder, de moelemaeëker van de Blauw Sjuut, die overal waar geankerd wordt de plaatselijke toestanden danig op de korrel neemt. In de huidige scheepsroute worden zo'n 25 ankerplaatsen aangedaan en worden telken jare ook scholen, bejaardencentra, verpleeginrichtingen en instituten voor de lichamelijk en/of geestelijke gehandicapte medemensen bezocht. Samen met het brengen van carnavalsvreugde, staat bij dit alles het aanknopen van nieuwe vriendschapsbanden of het verstevigen van bestaande - zowel in binnen- als buitenland - voorop.
Van "Blauwe Schuit" tot Gilde Blauw Sjuut De carnavalsvereniging De Winkbülle,die in 1947 werd opgericht en in feite voortsproot uit een ruitervereniging (vandaar de ezel als wapendier) stond voor een schier onmogelijke taak. Zij moest 'optornen' tegen reeds langer gevestigde carnavalsrijken in Kerkrade, Sittard en Maastricht en tevens proberen de Heerlenaren met vasteloavend in Heerlen te houden. Logisch was derhalve dat men zocht naar mogelijkheden, waardoor De Winkbülle zich konden onderscheiden. Vooral wilde men de carnavalsviering iets specifiek-eigens geven. Een artikel van de hand van Mathias Kemp in het Handelsblad bracht de Heerlenaren op een idee en dat bood uitkomst. Kemp beschreef in zijn stuk de tocht van de boer uit Kornelimünster naar St.-Truiden. Gevolg: onmiddelijk begon in de Oostelijke Mijnstreek een aantal enthousiaste carnavalisten een schuit rond een wagen te bouwen. De Heerlense Sjuut was geboren. Zij vertrok op 'Vetdonnestig' 1949 voor haar 'maiden-trip' en passeerde om precies 09.33 uur de Nederlands-Duitse grens bij Vaals. De Sjuut voer voorts naar Vijlen, Mechelen, Bocholtz, Brunssum, Sittard, Geleen, Beek en Valkenburg en vandaar terug naar de thuishaven. Van meet af aan werd de Sjuut overal geestdriftig door de plaatselijke bevolking ontvangen. Ook waren er vanaf het eerste begin kolderieke aanvallen op het narrenschip. In de navolgende jaren werd de tocht uitgebreid met bezoeken aan buitenlandse carnavalsrijken. De historisch gezien belangrijkste hiervan is wel Kornelimünster, waar de Sjuutewieg heeft gestaan, maar ook Aken, het territorium van de carnavalsvereniging 'Öcher Penn', en tal van Belgische aanlegplaatsen hebben in de loop van meer dan een halve eeuw een voorname plek ingenomen op de ankerrol. Tot in het begin van de jaren zeventig was er een kleine kern van 'vaste opvarenden', waar omheen elk jaar weer een nieuwe bemanning werd gevormd, bestaande uit personen die zich in de loop der tijd op een of andere wijze verdienstelijk hadden gemaakt voor de Heerlense carnaval. De Sjuuttocht was in feite een soort beloning. Na die periode is de Blauw Sjuut een meer onafhankelijker bestaan gaan leiden. Dat gebeurde weliswaar onder de vlag van De Winkbülle, maar qua organisatie in de vorm van een commissie met een grote mate van zelfstandigheid. Dat hield bijvoorbeeld ook in dat die commissie vanaf die tijd haar eigen leden ging kiezen, niet langer 'commissie' heette, maar officieel 'Gilde' werd. En aangezien de Sjuut van meer dan locale betekenis is, kunnen die leden ook van buiten de Heerlense regio aangeworven worden. Het autonome karakter van Sjuut en Gilde is overigens begin jaren negentig nog eens bekrachtigd door de jaarvergadering der Winkbülle en schiftelijk vastgelegd, onder meer in het Huishoudelijk Reglement. Behalve dat het Gilde eigen interne verkiezingen kent, heeft het uiteraard ook een eigen bestuur, secretariaat, archief, begroting, logo, wapenspreuk, lied en vaandel. De verkiezingsprocedure, waaraan kandidaat bemanningsleden zich dienen te onderwerpen, is streng. Het Gilde stelt hoge eisen en terecht, omdat het tussen de leden van een scheepsbemanning, die dagenlang een zeer beperkte 'Lebensraum' heeft, moet 'klikken'. Dat wil zeggen dat de opvarenden moeten beschikken over het - moeilijk definieerbare - 'Sjuutegeveul'! Het welslagen van een tocht is in grote mate afhankelijk van kameraadschap, tolerantie en soepele samenwerking aan boord. Derhalve dient een gegadigde voor het vast-lidmaatschap van het Gilde drie jaar tot volle tevredenheid van de overige Gildeleden met de Sjuut te zijn meegereisd, alvorens die Gildeleden hem via een schriftelijke stemming als Gildebroeder in hun gelederen opnemen. |
1 2 | >> >| |
1. | Database nr.: 00001612 Gilde Blauw Sjuut (01) een “oude” geëmailleerde gildeplaat die werd gedragen door de vaste bemanning van de Blauw sjuut. |
2. | Database nr.: 00001608 Gilde Blauw Sjuut (02) Een huidige geëmailleerde gildeplaat die nog steeds wordt gedragen door de leden van de vaste bemanning. Er wordt tegenwoordig ook een niet geëmailleerde gildeplaat gedragen met d... |
3. | Database nr.: 00001609 Gilde Blauw Sjuut (03) Een "oude" geëmailleerde gastenplaat die de gastbemanning ontving nadat ze gedoopt zijn. Er wordt tegenwoordig ook een niet geëmailleerde gastenplaat gedragen met de zelfde afmeti... |
4. | Database nr.: 00001610 Gilde Blauw Sjuut (04) Nominatieorde GULDE-HUMOR DRAGER |
5. | Database nr.: 00001930 Gilde Blauw Sjuut (05) BLAUW SJUUT WINKBÜLLE |
6. | Database nr.: 00001611 Gilde Blauw Sjuut 1983 - Seizoensorde Seizoensorde 1983 |
7. | Database nr.: 00001613 Gilde Blauw Sjuut 1986 - Pütsjorde Pütsjorde? 1986 |
8. | Database nr.: 00001614 Gilde Blauw Sjuut 1987 - Kapiteinsorde Kapiteinsorde 1987 Kapitein: Max Schmeetz |
9. | Database nr.: 00001615 Gilde Blauw Sjuut 1987 - Seizoensorde Seizoensorde 1987 |
10. | Database nr.: 00001616 Gilde Blauw Sjuut 1988 - Kapiteinsorde Kapiteinsorde 1988 Kapitein: Jos Bisters |
11. | Database nr.: 00001617 Gilde Blauw Sjuut 1988 - Seizoensorde Seizoensorde 1988 |
12. | Database nr.: 00001618 Gilde Blauw Sjuut 1989 - Kapiteinsorde Kapiteinsorde 1989 Kapitein: Jo Peeters |
13. | Database nr.: 00001619 Gilde Blauw Sjuut 1989 - Seizoensorde Seizoensorde 1989 |
14. | Database nr.: 00001620 Gilde Blauw Sjuut 1990 - Seizoensorde Seizoensorde 1990 |
15. | Database nr.: 00001621 Gilde Blauw Sjuut 1991 - Seizoensorde Seizoensorde 1991 7x11x11+11 |
16. | Database nr.: 00006378 Gilde Blauw Sjuut 1994 - Pütsjorde Pütsjorde 1994 |
17. | Database nr.: 00006377 Gilde Blauw Sjuut 1994 - Seizoensorde Seizoensorde 1988 |
18. | Database nr.: 00006379 Gilde Blauw Sjuut 1998 - Pütsjorde Pütsjorde 1998 |
19. | Database nr.: 00001622 Gilde Blauw Sjuut 1998 - Seizoensorde Seizoensorde 1998 Heële 2000 joar |
20. | Database nr.: 00001623 Gilde Blauw Sjuut 1999 - Kapiteinsorde Kapiteinsorde 1999 Kapitein: Henrie van den Kommer |
21. | Database nr.: 00006380 Gilde Blauw Sjuut 1999 - Pütsjorde Pütsjorde 1999 |
22. | Database nr.: 00006381 Gilde Blauw Sjuut 2001 - Pütsjorde Pütsjorde 2001 |
23. | Database nr.: 00001624 Gilde Blauw Sjuut 2003 - Kapiteinsorde Kapiteinsorde 2003 Kapitein: Joost Starremans |
24. | Database nr.: 00001677 Gilde Blauw Sjuut 2003 - Pütsjorde Pütsjorde 2003 |
25. | Database nr.: 00006382 Gilde Blauw Sjuut 2004 - Pütsjorde Pütsjorde 2004 |
1 2 |